woensdag 31 december 2008

Over taaldomheden op de Facebook-Homepage

Taaltreurnis alom
De onderstaande, vet gezette, tekst kunt u vinden in de marge van het als communicatieve internetgebeuren bekend staande Facebook. Zoals vrijwel al die nieuwerwetse, onprofessioneel werkende, maar zich o zo graag als kenners van alle ins and outs profilerende organisaties, verkeert de 'redactie' of de soortgelijke, daarvoor verantwoordelijke, afdeling, op voet van oorlog met de Nederlandse taal.
Hoezeer het ook gratis is, men heeft niet het recht u te vragen of u al een lid heeft. Want dat staat er door de toevoeging van het (hoe kon het ook anders) LID-woord EEN.
Daar hoort te staan: AL LID?

..........
heeft zich aangemeld op Facebook.
Registreren voor Facebook
om in contact te komen met
...........
Registreren
Het is gratis en iedereen
kan lid worden. Al een lid?
Aanmelden om in contact
te komen met..........


En voor degene die zich heeft aangemeld (en daarna dus van diegene), verschijnt er een tekstregel, eventueel aangevuld met fotootjes, waarin staat:
Hier zijn een aantal vrienden van..........

Doch ook die zin deugt niet. Het onderwerp van de zin, aantal, is een enkelvoud — wat daarachter als bijstelling komt: dieren, dingen, honingsoorten, koninginnen, keizers of kiezers, is niet van enig belang — en daarom hoort daar te staan:
Hier is een aantal vrienden van.........


En of je nu op E-Kudos kijkt, alsmede op zo menig ander, soortgelijk eigentijds, medium — het is taaltreurnis alom. Geen wonder dat Henk Hofland in NRC/Handelsblad zijn ergernis over zulke web-instanties uitspreekt.

zondag 21 december 2008

Das Wort — een gedicht van Friedrich Nietzsche

Das Wort

Lebendgem Worte bin ich gut:
Das springt heran so wohlgemut,
Das grüßt mit artigem Genick,
Ist lieblich selbst im Ungeschick,
Hat Blut in sich, kann herzhaft schnauben,
Kriecht dann zum Ohre selbst den Tauben,
Und ringelt sich und flattert jetzt,
Und was es tut — das Wort ergetzt.

Doch bleibt das Wort ein zartes Wesen,
Bald krank und aber bald genesen.
Willst ihm kein kleines Leben lassen,
Mußt du es leicht und zierlich fassen,
Nicht plump betasten und bedrücken,
Es stirbt oft schon an bösen Blicken —
Und liegt dann da, so ungestalt,
So seelenlos, so arm und kalt,
Sein kleiner Leichnam arg verwandelt,
Von Tod und Sterben mißgehandelt.

Ein totes Wort — ein häßlich Ding,
Ein klapperdürres Kling-Kling-Kling.
Pfui allen häßlichen Gewerben,
An denen Wort und Wörtchen sterben!

Friedrich Nietzsche (1844-1900)
Aus: Spruchhaftes aus den Jahren 1869 bis 1888

Op de foto:
Friedrich Nietzsche, Basel 1873

maandag 8 december 2008

Extra heffingen in strijd tegen hufters en proleten

In het dagblad De Pers van maandag 8 december wordt, onder de kop Woord van het jaar, aandacht besteed aan het begrip 'Hufterindex'. Daarin wordt uitgelegd dat het begrip in tal van vormen ingang heeft gevonden in het politieke taalgebruik en mede op grond daarvan is het nieuwe begrip Hufterindex ontstaan. Sommige politici zullen daar hoog op scoren als je hen eens goed onder de loep neemt.
Zelf hadden een collega en ik als boekhandelaren in de jaren zestig van de vorige eeuw al wel zo een en ander meegemaakt — zie daartoe onze zustersite Tempel der Herinneringen. Daar kunt u tal van memoires lezen die te maken hebben met gedrag van onder meer klanten van onze winkel. Zonder het hierboven genoemde begrip te gebruiken dat toen nog niet binnen ons bereik viel, hadden we echter niet lang nodig om te bepalen tot welk percentage sommige, nare, via intens vervelende, tot en met extreem hufterige, klanten voor hufterbelasting in aanmerking zouden moeten komen. Een enkele keer was de negatieve uitstraling en het daaebij behorende gedrag zo uitzinnig dat het percentage boven de honderd uitkwam, en dan werd snel besloten dat zo iemand de winkel niet meer in mocht.
Vrij snel heb ik dat stelsel-in-de-kinderschoenen enigszins aangepast en uitgebreid. Ik wilde wat meer bekendheid aan ons systeem van indeling der klandizie geven en bedacht dat dit met allitererende begrippen wellicht heel wat beter zou lukken, en zo werd het woord 'hufterbelasting' vervangen door HufterHeffing, een taks die, indien nodig, nog kon worden aangevuld met een ProletenPenning, en als zou blijken dat die bijzondere belastingen niet voldoende effect zouden sorteren, wilde ik graag een hardleersheidstoeslag achter de hand hebben met een onbeperkt percentage: zonder plafond, zal ik maar zeggen. Dat zou wel tot duizenden procenten kunnen oplopen.
Een enkele klant wijdden wij daarover in, en — het moet gezegd — dat leidde veelal tot hilariteit. Onnodig hier te melden dat juist die cliënten in het geheel niet op onze lijsten voorkwamen.
Het spreekt eigenlijk vanzelf dat overheden deze heffingen zouden kunnen invoeren, doch tevens dat zij daarvoor wel toestemming van deze zijde nodig hebben, en — zeker niet te vergeten — de auctor intellectualis daarvan geldelijk schadeloos zullen moeten stellen.

zaterdag 6 december 2008

Een schrijnend gebrek aan kennis van de basis van het Nederlands maakt communiceren onmogelijk

Rekenen
Onlangs kocht ik iets op de markt bij een kraam, die op dat moment werd beheerd door een vrouw alleen. Van haar kocht ik twee artikelen van 75 cent per stuk. Ik stak haar een euro en vijftig cent toe, maar die werd niet direct aangenomen. De vrouw ging aan het andere einde van de kraam op zoek naar een elektronisch rekenapparaat, dat ze aanzette en twee keer het getal 75 intikte. Het zal zelfs de meeste kinderen van de basisschool niet zoveel moeite kosten om met het bedrag van één euro vijftig voor de dag te komen, ook zonder die elektronische ondersteuning. Maar deze nog niet echt middelbare dame keek verbaasd èn enigszins wantrouwend tegen het bedrag aan en liet het machientje daarom nog maar eens rekenen. Daarna liet ze zich overtuigen en nam de euro en het de halve euro van mij aan. Hoewel ik zoiets subjectief niet echt heel erg vind, heb ik er objectief gezien flink wat moeite mee. Iemand die zoiets basaals zelfs met een rekenmachine nog te moeilijk vindt, hoort eenvoudigweg niet bij een marktkraam, ook al valt daar niets tegen te doen door bij voorbeeld overheidsingrijpen. En zolang de klanten van die bewuste kraam dat accepteren dan wel tolereren, is overheidsingrijpen geen vereiste.

Totaal onbegrip
Doch dat onvermogen tot rekenen van een lagere school-som was niet het ergste. Toen ze zag dat ik de verpakking van een soepproduct afzocht naar een lijst met ingrediënten, kwam er een met zeer veel moeite nog net verstaanbaar begrip uit haar mond: "Soaoepi" of iets soortgelijks. Toen ik zag dat er ingrediënten in de lijst voorkwamen die ik, vanwege een extreme vorm van voedselintolerantie, volstrekt moet mijden, legde ik het pakje weer weg.
Toen begon een korte, maar onaanvaardbare lijdensweg.
"Nee," riep ze. "Waatttur bai".
Ik schudde mijn hoofd, maar ze onderbrak — "Neeee, wáááturrr" — en trachtte het eerst met Nederlandse woorden, doch dat haalde niets uit; vervolgens met aanwijzingen in de richting van ernstige jeuk en tenslotte met een enorm stuk ademnood, doch ook dat alles werd overvleugeld.
"Nee," riep ze weer, terwijl ze mij het pakje toestak. "Waatttur bai."
Nog enige keren heb ik hoofdschuddend getracht haar te doordringen van het feit dat ik wel begreep dat het om instant groentesoep ging, maar dat sommige ingrediënten absoluut niet mochten, doch het mocht niet baten. Ze bleef maar "Nee" en "Waatttur bai" roepen.

Nederlands leren of wegblijven van de markt

Zo iemand hoort, zonder primaire kennis van onze taal, niet bij een kraam op de markt, aangezien communiceren niet mogelijk is. En omdat zoiets nu eenmaal een eerste vereiste is in een relatie tussen cliënt en verkopende partij, dient zo'n mevrouw dwingend te worden opgelegd een intensieve, met enige handelskennis aangevulde, cursus Nederlands te volgen, dan wel moeten de daartoe aangewezen instanties ervoor zorgen dat zo iemand niet de mogelijkheid krijgt om, zonder enige begeleidende opvang, haar onmogelijkheid tot communicatie zo schrijnend aan de dag te leggen.

vrijdag 28 november 2008

Voortschrijdende taalverloedering bij steeds meer regionale en landelijke televisiepresentatoren

1. "De kleedkamers die zijn koud, die zijn nat . . ."
2. "We hebben gesproken met de gemeente Tilburg. En die hebben . . ."
3. "De stad telt minder werkelozen dan twee jaar geleden . . ."
4. "Een aantal mensen hebben . . ."
5. "De brandweer rukte uit met groot materiaal."



Hierboven staan vijf zinnen foutief Nederlands. Toch worden ze alle bijna dagelijks uitgesproken, — of vormvarianten daarvan — door tal van televisiepresentatoren van Groningen tot Maastricht, en niet te vergeten door die van het NOS Journaal en diverse actualiteitenrubrieken.
Niet één van de bovenaan afgedrukte zinnen kan, hoe je het ook wendt of keert, als mogelijk juist worden aangemerkt, aangezien direct blijkt dat op geen enkele manier in een eventuele aanvulling van al die zinnen de fouten daarin zou (kunnen) opheffen.


Een kleine uitzondering zou men voor de derde regel kunnen hebben, ware het niet dat deze in de context van het fenomeen werkloosheid werd uitgesproken. En er is nu eenmaal een wereld van verschil, danks die éne klinker, tussen werkloosheid en werkeloosheid. In het eerste geval gaat het over (mensen die) zonder werk in de zin van een baan of vrijwilligershandelingen zijn, de tweede categorie bestaat uit mensen die zitten, lopen of liggen te niksen, die worden gekenmerkt door het uitblijven van enige vorm van handelingen.
"De stad telt minder werklozen dan twee jaar geleden."


De eerste zin heeft in het voorbeeld twee onderwerpen: kleedkamers en die; dat kan echter niet, en derhalve met het tweede worden geschrapt. — "De kleedkamers zijn koud en nat."


In de tweede zin staat het lijdend voorwerp gemeente, dat in de toevoeging onderwerp wordt, maar niet plotseling als een meervoud kan worden gebruikt, en derhalve moet daars staan: HEEFT. ". . . en die heeft . . ."


De vierde zin heeft een enkelvoud als onderwerp, en wat daar nog eventueel achteraan komt, is niet van belang, dus: HEEFT. "Een aantal mensen heeft . . ."
(Dit is de meest vorkomende fout in presentaties van onderwerpen in journaals en programma's met actualiteiten, door personen die een quiz presenteren of lieden die anderszins de kijker toespreken.)


Als de vijfde zin wordt uitgesproken, blijkt dat degene die dat doet, niet op de hoogte is — althans niet in de direct-bewuste laag — van het verschil tussen materiaal en materieel.
Misschien dat de brandweer wel heel veel verschillende materialen meebrengt, maar uitrukken doet deze hulpdienst nu eenmaal met groot materieel.

vrijdag 21 november 2008

Onzinnig Gronings bij een bakker op de etalageruit

Hoewel deze bijdrage over onzin in een vermeend Groningse tekst op onze zustersite Tempel der absurditeiten, of op een van de andere, Tempel der Kritiek, niet zou misstaan, houden we het er toch maar op dat het element taal binnen onze kritiek prevaleert.
Onlangs stak ik een straat over en kwam ik terecht voor de etalage van een bekend Gronings bakkersbedrijf met filialen, verspreid over de Stad. Aan de binnenzijde van de etalageruit was een nogal grote, okergele reclamekaart bevestigd met het opschrift

Oller wetze Poffert

Het is bedroevend dat je steeds opnieuw moet vaststellen dat teveel mensen in de Stad of op het platteland — die kennelijk niet met het dialect zijn opgegroeid, of hiervan nooit in geschrift of druk hebben kennisgenomen — maar lukraak wat neerkalken. In plaats van bij de eigen bakplaat te blijven en de reclametekst aan een kenner over te laten, dan wel maar gewoon in het Nederlands te stellen, blijkt dat de verantwoordelijke binnen die zaak door te weinig ambitie, dan wel als gevolg van een Jantje van Leiden op bezoek bij Tante Betje-sfeer, er niets van gebakken heeft.
Wat daar in het Gronings had moeten staan, is:

Olderwetse Povverd

En dat is toch heel andere koek.
Als men al iets niet weet of twijfelt aan de juiste vorm, is het beter iemand te benaderen, die binnen een minuut het juiste antwoord kan geven. Evenals een schrijver in het westen, die lang in onze provincie heeft gewoond en daarover een roman heeft geschreven vol foutief (niet eens) Gronings, had deze bakker even de moeite moeten nemen met het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen contact op te nemen, omdat men daar wel weet hoe het moet. Hoewel één en ander bij TV Noord slordig wordt behandeld, of helemaal niet, zou zelfs een telefoontje naar dat instituut, met het verzoek om het telefoonnummer van Fré Schreiber, met succes bekroond kunnen zijn. Fré Schreiber is de man die zorgt voor alle teksten van de rubriek Grunnegers — dagelijks vanaf circa 18:55 uur tot de volgende ochtend 06:00 uur, steeds kort voor het hele uur, op TV Noord gepresenteerd door Olaf Vos —, en met diens kundige hulp was het domme bakkertje eventueel binnen luttele minuten beslist de precieze samenstelling te weten gekomen — als van een recept voor het juiste deeg in de juiste vorm, zeg maar.
Nu heeft de bakker alleen wat waardeloos — want nodeloos, nutteloos en zinloos — karton op de ramen van zijn winkels geplakt.

maandag 3 november 2008

Alice Nahon — Taal

T A A L

Buiten mijn moedertaal
en die der nachtegalen
wist ik naar diepen zin
geen klare talen
en vaak heb ik bedroefd
naar 't wonder boek gekeken
waarin geschreven stond
wat andere landen schreven

Toen deedde stad ban leed
voor mij heur poorten open;
ze leerde mij 't geheim
van wanhoop en van hopen;
daar hing te spreken veel
aan ogen en aan monden
waarvoor men hier beneen
geen taal heeft uitgevonden.

Leven is hoogeschool
voor nieuwe en doode talen.
Die lang mag leerling zijn
in heur rumoeren zalen,
die kan uit kolken roes
van juichen en van smeeken
redden het ijl relaas
waarin de zielen spreken.


ALICE NAHON (1896-1933)
Uit: Schaduw (1928)

donderdag 4 september 2008

Wat een Rijksinstituut ons onbedoeld aanreikt door reiken — ook onbedoeld — te verwarren met rijken

"Rijken en grijpen bij te vroeg geboren kinderen"

"Te vroeg geboren kinderen doen er langer over dan voldragen kinderen om zich de visuomotorische handelingen van rijken en grijpen eigen te maken. Ook doen ze het vaak op een andere manier. Rijken en grijpen vormen de basis van vele andere handelingen, zoals schrijven en veters strikken.". . . . .

De tekst in de bovenstaande alinea stond in een persbericht van de Rijksuniversiteit Groningen van gisteren, dinsdag 3 september.

Reik niet naar mij, gij ongevulde handen, denk ik dan spontaan.

Nou is juist spellen een heikele kwestie, die niet in de beginjaren van de eenentwintigste eeuw plotsklaps is opgedoken, evenmin als zoveel andere taalgruwelen die dag in, dag uit over ons worden uitgestort door journaallezers en spelleiders, alsmede door andere veelpraters op de buis. Wat daarbij echter opvalt, is het schrijnend hoge tempo waarmee deze symptomen een besmettelijkheidsniveau blijken te ontwikkelen dat ons rechtvaardigt om van een epidemie te spreken.

Dat deze ijdele lieden allang niet meer het verschil kennen tussen werklozen en werkelozen, ook niet het onderscheid kunnen maken tussen materiaal en materieel, en evenmin tussen schijnbaar en blijkbaar, is — hoewel ook niet bepaald nieuw — symptomatisch voor een in ijltempo degenererend niveau van taalkennis, taalbegrip en taalbeheersing.

Reeds op de lagere school, in de derde klas, werden er in mijn jonge leerjaren flink wat lesuren besteed aan de verschillen tussen D, T, en DT, alsmede aan dat tussen EI en IJ.

En met dat laatste onderscheid zijn we aangeland bij de fout in het Persbericht. Wellicht dat het begrip Rijksuniversiteit hier een rol heeft gespeeld, en anders eventualiter de zeer snel voortschrijdende hoeveelheid rijken op deze aardbol, die deze status veelal hebben verworven door niet alleen in tal van situaties, geboden dan wel gesignaleerde, kansen te grijpen.


Terzijde: veters

Overigens, veters strikken. Is het de geleerde(n) in kwestie bekend dat hele volksstammen niet in staat zijn een smoking- of rokdasje te strikken, ondanks het feit dat dit op dezelfde manier gaat als het strikken van een veter, hetgeen al die studenten en andere dragers van de vlinderstrik weer wel blijken te kunnen. Nou ja, bijna allen.

Taaldwaasheid in de Volkskrant van heden

"Consumenten en bedrijven in Nederland betalen al jarenlang te veel voor hun gas en elektriciteit. Dat komt omdat toezichthouder NMa te hoge tarieven heeft vastgesteld."
Deze dwaze zin kon men hedenochtend in de onlne-versie van de Volkskrant lezen. "Hoezo dwaas?" zal menigeen vragen, vooral als men de zin van deze onzin-zin begrijpt. Wat er staat, is echter per definitie niet in juist Nederlands gesteld, zelfs als de NMa de tarieven zou hebben vastgesteld, aangezien het woord omdat in ieder geval misplaatst is. Doch het geheel van wat deze aaneenschakeling van woorden wil uitdrukken, is iets volstrekt anders. Juist zou zijn:
"Consumenten en bedrijven in Nederland betalen al jarenlang te veel voor hun gas en elektriciteit. Dat komt doordat de energiebedrijven te hoge tarieven hebben vastgesteld. Dit is aan het licht gekomen na een onderzoek door toezichthouder NMa." Of iets van dezelfde strekking.
_________
NMa: Nederlandse Mededingingsautoriteit.

dinsdag 2 september 2008

Tien voor taal vanaf 3 september weer op de buis.

Taal(on)kunde
Vanaf woensdag 3 september, tussen 21:20 uur en 22:00 uur, zendt de KRO via Nederland 2 weer afleveringen uit van het programma Tien voor taal. Het gebeuren wordt omschreven als een "taalstrijd op niveau tussen Nederland en Vlaanderen". Het ware beter geweest de omschrijving Nederlanders en Vlamingen te gebruiken, aangezien er geen sprake is van één of andere door (een) staatsoverhe(i)d(en) geïnitieerde tweekamp die voor de beide betreffende gebieden van het Nederlands dient te worden uitgevochten.
Het programma is ooit onderscheiden vanwege de kwaliteiten op taalkundig gebied, hetgeen in principe positieve invloed zou kunnen hebben op de kijkers. Dat bij de berichtgeving over die prijs indertijd nadrukkelijk werd gesteld dat deze onderscheiding zich niet uitstrekte tot de beide presentatoren: Anita Witzier, die het programma al sedert 1996 voor de betreffende zendgemachtigde 'presenteert', en de Belg Marcel Vanthilt, die in alle programma's waaraan hij zichtbaar en hoorbaar meewerkt, blijk geeft van een verregaand taalonvermogen. Het was een kleine pleister op de grote wonde toen we dat lazen, al vinden wij dat deze beide kletskoppen en taalonnozelaars nimmer voor zo'n programma hadden mogen worden ingezet. Anita Witzier is in de voetsporen van haar vader gestapt: hij was begrafenisondernemer ten faveure van wijlen de dode lijken van overleden mensen zaliger. Dochterlief daarentegen doet er alles aan om ons Nederlands steeds maar weer ten grave te dragen. Een citaat uit haar koker luidt: "Ik dacht onlangs: hé, ik ben al heel lang lekker oké." Als u dat gruwelijks heeft gelezen, is er geen twijfel meer mogelijk: dat is blatend gegakker van een kakelgeitje, cat u nimmer meer hoeft te horen, te zien of te lezen.

Slechte voorbeelden
Overigens maakte ook voorganger Jan Gerrit Bob Arend Leverman (1943-2006) — vast en zeker beter bekend onder de artiestennaam Robert Long — er indertijd reeds een pijnlijk potje van en sprak hij de spelers — die geen kandidaten zijn maar deelnemers — toe alsof dezen voor de helft tot negen tienden imbeciele kleuters waren.
Derhalve hier en nu aan u het advies: kijk en luister tot lering en vermaak naar de inhoud van die uitzendingen, maar probeer het pijnlijk domme gesnater van Anita Witzier en het gereutel van Marcel Vanthilt buiten uw grijze cellen te houden. Zij beiden zouden moeten worden verbannen naar een Paasvuureiland om aldaar hun pijnlijke gebrek aan taalbegrip en taalbeheersing op de bodem, de wolken en de golven los te laten, aangezien die immuun zijn voor een eventuele besmetting.

maandag 28 juli 2008

Duitse scholieren maken tweemaal zoveel fouten sedert de invoering van de laatste spellingwijziging

Scholierenleed
Tien jaar geleden is de Rechtschreibreform — spellinghervorming — in Duitsland van kracht geworden, een wijziging die na lang overleg door een commissie van deskundigen uit de drie landen waarin Duits de (of een) voertaal is — de Bondsrepubliek, Oostenrijk en Zwitserland —, officieel is aangenomen en op scholen verplicht werd gesteld. Na het eerste decennium met die wijziging is er een studie uitgekomen, die het afgelopen weekeinde op de jaarbijeenkomst van de Forschungsgruppe Deutsche Sprache werd voorgesteld door Uwe Grund. Daaruit blijkt dat scholieren bijna tweemaal zoveel fouten maken als voordien. In een persmededeling wordt erop gewezen dat deze fouten het bijzonder voorkomen in die onderdelen van de taal, waarin de spellingshervormers regulerend in het Duits hebben ingegrepen. Omgerekend in beoordelingscijfers — in het Duitse systeem is de waardering van 5-1, waarbij een vijf voor de slechtste prestatie wordt gegeven — zou dat een heel punt ten nadele opleveren. (Bij ons zou dat dus zelfs twee punten betekenen.)
De voorzitter van de Forschungsgruppe wijst erop dat haar onderzoek dat naar boven haalt wat de van de onderwijsministeries van de deelstaten verwacht had mogen worden: een objectieve controle op het eventuele succes van de hervorming.
De Forschungsgruppe Deutsche Sprache is samengesteld uit tegenstanders van de spellinghervorming. Leden zijn onder anderen enkele taalwetenschappers, die in ons land buiten de gespecialiseerde vakkringen geen bekendheid genieten. Iets anders ligt dat bij de literatoren, van wie Reiner Kunze (geboortejaar 1933), Sten Nadolny (geboren in 1942) en de Zwitser Adolf Muschg (geboren in 1934) in Nederland geen volstrekte onbekenden zijn.
Het is de bedoeling dat de bijdrage van Uwe Grund dezer dagen via het Internet voor alle geïnteresseerden beschikbaar komt. We zullen daar dan melding van maken.

donderdag 17 juli 2008

Het zeer gevaarlijke virus der taalvergiftiging

Dwaas: Kartoen
Dezer dagen zijn wij ons hier, opnieuw — wezenlijk met permissie — rotgeschrokken, toen wij in een elektronische mededeling van een zichzelf als kritisch beschouwende consumentenrubriek van één onzer landelijke zendgemachtigden wartaal zagen afgedrukt. Daarin werd de opeenvolging van letters gebruikt, welke samen KARTOEN vormen. Welk een taalonkunde! Hoewel ik de omroep in kwestie daarover een elektronische berisping heb doen geworden, verwacht ik niet dat men deze serieus zal nemen, want — zoals dat veelal in het kader van kritische uitzendingen van al dan niet kritische omroepen gaat, en al helemaal in consumentenrubrieken die pretenderen, oplettend met de wereld om te gaan — men kan wel, en heel flink, uitdelen, doch men wenst nimmer, en in het gunstigste geval zelden, te incasseren en de hand in eigen boezem te steken, op jacht naar een eventueel zeer ontuchtige tepel.

Imbeciel: HUG
Het kan nog idioter. Eerder deze week kreeg ik van een instantie, die onder de naam EEN opereert, eveneens een elektronisch bericht, en daarin stond de volgende zinsnede:
Geef de nurse een virtuele hug.
Deze uiting van wel heel extreme taaldegeneratie — al moet worden toegegeven dat nurse, schandelijk en onzinnig genoeg, door onze Van Dale wordt geaccepteerd — toont opnieuw hoe zeer ons Nederlands dag in, dag uit wordt vergiftigd door Yankismen. Die echter niemand aan je kan opdringen, zolang je deze wandaad niet in een vlaag van slaafse onnadenkendheid — of zelfs in een poging om te tonen hoe goed je met de tijd meegaat — geheel zelfstandig begaat.
Ik zal niet ontkennen dat er positieve elementen aan te wijzen vallen tussen alle mogelijkheden die het fenomeen computer, en alles wat daarmee samenhangt, ons biedt, doch één van de meest duistere schaduwzijden daarvan is de in ijltempo voortschrijdende debilisering in de presentatie door middel van woorden — of iets dat zulks moet voorstellen — door steeds meer instanties die via elektronische weg hun discommunicatie de wereld rondsturen.
Zolang de opgemelde, en andere, instanties een dergelijke wanorde blijven scheppen, zullen deze mij en gelukkig ook nog wel enkele anderen op hun weg vinden. Niet omdat wij tegen taalvernieuwing zijn, maar wel degelijk tegen taalvernieling.
HUG is geen Nederlands woord en zal het nimmer mogen worden. Het maakt zo'n Bush-achtige, uitzinnig-hersenloze indruk. Evenals WOW en WOO dan wel WOE, of hoe men die uitingen van geestelijke leegte ook maar zou willen, moeten dan wel kunnen of mogen, spellen.
Waarachtig spellen is inmiddels een Heel Grote Kunst geworden, die vrijwel niemand meer beheerst. Ook en vooral binnen redacties van steeds meer printmedia en nog weer meer in elektronische kranten en dito andersoortige publicaties.

Zie daartoe eveneens onze eerder gepubliceerde artikelen in dit medium:
http://tempeldertaalkunde.blogspot.com/2008/05/
het-steeds-grotere-taalkundige.html
en:
http://tempeldertaalkunde.blogspot.com/2008/06/
onvolledige-zinnen-als-maatstaf-oftewel.html

maandag 14 juli 2008

"Driedrachtzaaierij" en de "tale Baylons" circa 1860

TAALKUNDIGE VRAGEN EN OPMERKINGEN

1.

Wij schreven "zaaijen;" maar De Vries en Te Winkel
Verkiezen "zaaien." — Jonckbloet, ook geen kinkel,
Schrijft "zaayen." Wat een driedrachtzaaierij,
Die tot God weet wat al verwarring heenleidt,
Maar zeker niet tot taalverfraaierij.
Ik, Jan de Rijmer, ben een vriend van eenheid
En zal, om met elk vriend te blijven,
Voortaan eenvoudig "zaajiyen" schrijven.

2.

"Gniffelen," heer Tydeman!
Is een deugdlijk Hollandsch woord.
Schoon 't wel heel licht wezen kan,
Dat ué 't nooit hebt gehoord. —
Wilt ué weer recenseeren,
Ga eerst zelf goed Hollandsch leeren,

3.

De hooggevierde Jan Clarisse,
Geheeten ook wel Jan Kanon,
Geleerder nagedachtenisse,
Die beter as ik Hollandsch kon,
Heeft "leesten" vaak en warm verdedigd.

Och, heer De Vries, daar gij u thans
Toch met dat woordenboek verdedigt,
Hergeef aan 't woord zijn ouden glans,
't Is lang in onze taal geweest en
't Kan ons nog goede diensten leesten.

4.

"Vorster," "forster" 't oud "forcester
Komt al voor bij Kiliaan;
Waarom krijt men dat onmisbaar
Woord uit voor een Moffrikaan?
't Is voor iederen vertaler
Een veel moeite en zorguithaler.

5.

O wonder, wonder, boven wonder!
In 't zelfde nummer van één blad
Schrijft A "bij-," B "bi-,", C "be-" zonder;
Wat tale Babylons is dat?

6.

Gymnastiek en gymnastische oefeningen . . . .
Dat God erbarm!
Is onze taal zóó pover dan en arm,
Dat zij geen woord zou vinden voor zoo dingen,
Die in ons natte kikkerland
Toch nooit met n a a k t h e i d samenhingen? —
Zeg "zwaalkunst," "zwaalschool," "zwalerij" en "zwalen."
Waarom? — Professor, toe, neem Gij de pen terhand,
Om ons dat kortjes te verhalen,
Begrijpelijk voor het domst verstand ¹).

JAN DE RIJMER, met burgerlijke naam
Jan Jacob Antonie Goeverneur (1809-1889)
__________
¹) Jaren geleden vroeg J. d. R. aan Prof. De Vries of onze voorouders niet, beter dan wij, een eigen woord voor: "gymnastiek" zouden hebben uitgevonden. "Stellig" zeide hij, "zwalen b.v."
____________
Afbeeldingen
1. Portret van de dichter J.J.A. Goeverneur; geschilderd door J.H. Egenberger (1822-1897).
2. Voorplat van de twee delen Dichtwerken, samen in één band uitgegeven door A.W. Sijthoff te Leiden, omstreeks 1889.
[In 1997 heb ik dit, toen deels beschadigde, boek uit een stapel 'oud papier' kunnen meenemen. ]
3. Handtekening van de dichter.

donderdag 5 juni 2008

Door reclame aan ons opgedrongen taalidiotie

Yankisme
Een firma, die we niet direct met name zullen noemen, maar die we zullen omschrijven als de meerlandenketen met twee eigenaren, de gebroeders A, die met het aanvankelijk zo sterk geridiculiseerde bedrijf — dat een factor van groot belang is geworden binnen de Europese levensmiddelenbranche — een privévermogen hebben weten op te bouwen van vijftig miljard euro, slaagt er doorgaans in om, via het foldermateriaal en de veelal gelijke teksten in de wekelijkse advertenties in tal van dag- en huis aan huis bladen, niet al te dwaze, onzinnige of al te populaire taal over ons uit te storten. Doch deze week was het raak: in de folder stond het begrip koopkracht power. De analfabeet op het verantwoordelijke publiciteitskantoor heeft kennelijk zo weinig kennis van het Engels dat het haar/hem/het niet is opgevallen dat de bedoelde power, die je in een Nederlandse tekst per definitie moet mijden — aangezien het Nederlands dergelijke Yankismen absoluut niet nodig heeft — reeds in het woord koopkracht zit opgesloten. Pleonasmen, ook al is de verzwarende factor uit een andere taal overgenomen, zijn uit den boze en dienen dat te blijven.

Weinig kosten
Een andere, nog internationalere keten van winkels, die je zou kunnen omschrijven als drogistenwarenhuis, adverteert levensgroot — op reclameborden bij de ingang der filialen en ongetwijfeld in de huis aan huis bezorgde reclamekranten, en eventuele annonces in printmedia — met de kreet: "Dat kost niet duur". En dat is een onmogelijkheid. Er mag staan: "Dat is niet duur", of "Dat kost niet veel." Wat de taalonnozelaars ten burele van de reclamemakers hier hebben afgedrukt is wartaal, en het ergste daarvan is dat dit in het hoofd van zovelen blijft hangen, die zo nadrukkelijk zitten te wachten op koopjes en derhalve de inhoud van elke nieuwe folder met een enorme graagte indrinken. Toch kunnen
de vereiste vier woorden met Weinig Kosten — net zo weinig of net zo veel als voor de gedrukte onnozelheid — in juist Nederlands worden weergegeven. Hier is weer eens een halve analfabeet aan het werk geweest en kennelijk heeft niemand van 'de hogere echelons' deze uiting van taalverloedering gesignaleerd en tijdig ingegrepen.
Zo helpt de reclamewereld — welke alleen mensen aan het werk zou mogen hebben, die de basisregels van het Nederlands op hun duimpje kennen — onze taal in een steeds hoger ijltempo vakkundig om zeep.

dinsdag 3 juni 2008

Onvolledige zinnen als taalkundige norm oftewel Hoe minderbegaafdheid meer en meer zegeviert

Raaskallen als maatstaf
Hij schrijft zinnen zonder onderwerp of zonder gezegde, zonder het benodigde lidwoord of zonder het vereiste voorzetsel, hij vergeet een ontkennend woord — niet, geen, nimmer, dan wel nooit — te plaatsen waardoor zijn voorgenomen 'betoog' honderdtachtig graden wordt gedraaid. Desondanks is hij van mening dat hij het Nederlands zeer goed beheerst. Op al dat feilen aangesproken, verwijst hij naar zijn bibliografie, niet wetend dat vrij algemeen bekend is dat alle daarin opgesomde bijdragen vóór plaatsing flink onder handen zijn genomen door een verantwoordelijke redacteur, en zelfs door één die eveneens diverse malen zijn beklag over datzelfde onvermogen van diezelfde auteur aan mijn adres heeft gedaan.
Hij schrijft achter het woord meest toch nog een overtreffende trap, al zou hij, met die prima kennis en beheersing van onze taal, moeten weten dat er op die manier gewrochten ontstaan, welke niet anders dan zijn eigen onvermogen breeduit etaleren.

Prepuberaal
Zijn naam is Sander Bink — nomen est omen — en hij bezigt eveneens in correspondentie een woordenbrij, die geheel overeenkomstig dat opgemelde gebrek aan kennis en inzicht is, en ook nog eens zeer prepuberale trekken vertoont. "Toedels" en "Yep" zijn taalgedrochten die in een cultuurtijdschrift, ook al is dat elektronisch, volstrekt misplaatst zijn. Doch als je bent behept met mentale èn praktische dislexie en 'disscripsie', hoe vervelend dat ook is, hoor je dan toch thuis in de kolommen van welk serieus bedoeld tijdschrift dan ook? Natuurlijk niet, en als de betrokken redacteur — Peter Hoffman, van het weblog in casu: Rond1900.nl — in overeenstemming met de laagst denkbare basiseisen voor welke tekstredactie dan ook zou handelen, zou de Jongeheer Bink een plaats binnen dat weblog, en verder eveneens in elk denkbaar publiciteitsmedium van enig niveau, dienen te worden ontzegd. En niet pas nu, doch al zeker twee jaar.

Hoogmoedsverplettering
Al eerder heb ik de jongeheer in kwestie geadviseerd om eventueel hagepreken te houden, aangezien het geblaat en het gegakker in zulk een fenomeen toch veel minder opvalt dan in gedrukte vorm. Doch de hoogmoedsverplettering van dit zelfingenomen overjarige pubertje weerhoudt hem van de geringste zelfreflectie.
Echter, niet alleen deze, tal van woorden in onsamenhangende vorm neerkalkende, 'auteur' is te dom om voor slechts de allergeringste taalduivel een imitatie cancan te huppelen, ook de verantwoordelijke redacteur heeft daarin grote schuld op zich geladen toen hij plotsklaps in opperste wijsheid heeft besloten dat al die wartaal dient te blijven staan zoals de auteur deze op het net zet.
Tel uit de winsten daarvan en concludeer dan dat de kwadratuur van het niets, evenals de wortel uit min één, reeds een groter gewicht aan positiefs in de schaal legt dan die Binkse schrijnende slordigheid en de overdonderende ongeïnteresseerdheid van dit ventje, dat helaas niet kan schrijven. En, zo moet worden gevreesd, ook al niet kan lezen, aangezien hij zijn baarlijke nonsens nimmer uit zichzelf aanpast, hetgeen in een elektronische publicatie toch maar mooi kan, in tegenstelling tot in een eenmaal in druk verschenen tekst.

Minachting
Doch de verantwoordelijke redacteur van de website waarop dit alles verschijnt, wil na een bijna tweeënhalfjarig bestaan van zijn medium plotseling dat dit gebrek aan kennis en inzicht als maatstaf geldt. Niet alleen beledigt hij daarmee de Nederlandse taal en laat hij overduidelijk zien dat hij zijn thans meest publicerende medewerker absoluut niet serieus neemt, maar profileert hij zichzelf eveneens als taalcharlatan en als volstrekt onbekwame redacteur, die meent dat een website over de cultuur van het fin de siècle als "speeltuin" beschikbaar dient te zijn. In een dergelijke instelling kan echter nog worden geëxperimenteerd, maar de pre-embryonale taalonnozelheid die nu meer en meer op die site verschijnt, heeft het niveau daarvan tot vrijwel nihil gereduceerd. Derhalve verdient ook Peter Hoffman — die zelf wel degelijk over voldoende kennis en inzicht op elk van de hierboven genoemde fronten beschikt — voor die zo breed uitgemeten defecten nog meer afwijzing dan de puberale bink, die het directe onvermogen representeert.
Men zou door dit alles kunnen vermoeden dat deze meneer Hoffman zijn eigen website zo snel mogelijk om zeep wenst te helpen, doch net niet over het vereiste doorzettingsvermogen beschikt om zelf daartoe de benodigde stappen te zetten. Beter ware het tijdig op die ingeslagen weg, geplaveid met
een reeks Freudsche Fehlleistungen, rechtsomkeer te maken.
O tempora, o mores.

donderdag 15 mei 2008

Het taalkundige onvermogen van steeds meer lieden die (nooit zouden moeten) publiceren

Columns
Verleden jaar verscheen er plotseling een column op de website van een tijdschrift dat sedert het midden van de vorige eeuw in ons land wordt uitgegeven. Nadat ik diverse keren over het zeer schrijnende, algehele onvermogen van de publicerende had geklaagd, vertrouwde de hoofdredactie mij toe, dat dit zo niet de bedoeling was en dat de persoon in kwestie kennelijk niet zo'n bijdrage wilde leveren als van redactionale zijde was gevraagd. Doch helaas had de aanhoudende nietszeggendheid van al die artikelen, alsmede het taalkundige onvermogen van de slechts woorden aaneen schrijvende persoon — die zelf kennelijk heel verguld was van de levenloze producten die maand in, maand uit op het net verschenen — zelfs na de afgesproken proefperiode geen gevolgen: de wezenloosheid kan nog steeds blijven verschijnen. Dat is iets om moedeloos van te worden. Immers, als hoofdredacties zelfs al niet meer willen ingrijpen bij uitingen van aanhoudend algeheel onvermogen, wie beschermt de eventuele geïnteresseerden dan nog? Als de persoon in kwestie zulks op een eigen site of binnen een eigen blog ten beste geeft, nou vooruit; als je eenmaal weet dat er helemaal niets van deugt, dan kun je de bijdragen maand in, maand uit overslaan. Als je echter daarnaast bedenkt dat je, als oude rot in het vak, er in zeven maanden tijd niet in bent geslaagd om diezelfde hoofdredacteur aan het verstand te peuteren wanneer een werkwoordsvorm in de derde persoon enkelvoud met een d, of met een t, dan wel met dt moet worden geschreven, en voorts dat woorden in het enkelvoud niet kunnen worden gekoppeld aan een werkwoordsvorm in het meervoud — de meest voorkomende is nog altijd het substantivum aantal gekoppeld aan een meervoudsvorm van het verbum — en vooral ook waarom dat zo is, dan mag ieder terecht het hart en alle andere lichaamsdelen vasthouden als het gaat om een antwoord op de vraag hoe het verder moet met dergelijke uitingen van minderbegaafdheid. Die vraag kan ieder voor zich makkelijk beantwoorden: steeds verder bergafwaarts.

Incompetentie
Dat laatste is in het kader van publicaties van hetzelfde instituut al gebleken nu in de printvorm van het tijdschrift met ingang van deze maand eveneens een nieuwe columnist is aangetrokken, die van zijn bevindingen kond mag doen. Doch ook hij verkeert op gespannen voet met enkele taalregels. Zo gebruikt hij verkeerde voorzetsels en meent hij dat het woord vriendin een tweedenaamvals-s verdient (zelfs als die vriendin een man mocht blijken te zijn, moeten de bestaande taalregels toch maar blijven zoals ze zijn). Ook vallen er op diverse andere punten op- en aanmerkingen, evenals kanttekeningen te maken. Opvallenderwijs is hier echter niets te bespeuren van een eindredactionele ingreep, die nu juist wel had moeten worden gerealiseerd. De verantwoordelijke deinst er niet voor terug om ingrepen te verrichten, die de zin van een tekst aantasten of zelfs honderdtachtig graden draaien, maar daar waar met enkele kleine ingrepen een beter product zou ontstaan, wordt dit achterwege gelaten. Ook dat is een vorm van incompetentie, die in veel gevallen sluipend tot maatstaf wordt verheven. Daarmee is het niet meer de grauwe middelmaat die het niveau van een blad of een blog dan wel een site — al dan niet stilzwijgend — dicteert, doch zijn het inmiddels de nog weer flink wat minder bekwamen die hun totale verdwazing subversief injecteren. Dat is een zeer bedenkelijke ontwikkeling.
Ik noemde dat meer dan eens niet alleen normvervaging maar ook verloedering. Enkele collega's die in diverse publiciteitsbranches werkzaam zijn — en als menselijk wezen stuk voor stuk niet van een gebrek aan meegaandheid of mildheid kunnen worden beticht — en met al die hier opgemelde aspecten eveneens dagelijks worden geconfronteerd, gingen met hun negatieve kwalificaties nog wel wat verder in een veroordeling. Daarbij viel meer dan eens het begrip redactionele degeneratie.

Regelgeving ad absurdum
Bijna twee jaar heb ik, gemiddeld beschouwd dagelijks, een bijdrage geleverd aan een in ons land verschijnend publiciteitsmedium. Ook daarin heb ik mijn afschuw jegens de hierboven aangestipte vormen van minderbegaafdheid duidelijk naar voren gebracht en, zo nodig, ingegrepen in stukken die als reactie kwamen op mijn artikelen. De eigenaar van de website, die als scribent wel met kop en schouders uitstak boven de andere publicerenden via dat medium, meldde veelal in — soms toch ietwat al te — onderdanige bewoordingen hoezeer hij toch de commentaren uit mijn ganzenveer — geuit via tiktoetsen en kabelelektronica — waardeerde, ja, dat deze op zich reeds een hele belevenis waren. Niet in de laatste plaats als het ging om reacties op de totale verdwazing, die één minimalistische mede-auteur in de nachtelijke uren zodanig ten beste gaf dat de drank- en braakselwalm zelfs van het scherm afspatte.
Vanzelfsprekend moet een journalist geïnterviewden tegen zichzelf in bescherming nemen door letterlijke citaten qua taalgebruik aan de werkelijkheid aan te passen. Iemand die "nooit geen" zegt, stel je niet bloot, maar help je door datgene op te schrijven wat hij of zij met die twee woorden wilde zeggen door één woord af te drukken: nooit, dan wel geen. En zulks doe je niet alleen in printmedia doch eveneens in de hand over hand toenemende elektronische uitingen van publiciteitsdrang. En als het om tikfouten of andersoortige overduidelijke missers gaat, doe je dat zelfs stilzwijgend.

Cesuur
In de houding van de eigenaar van de website kwam plotseling een totale omslag. Hij bleek zeer verbolgen over een reactie, die ik weer eens heb gegeven op een staaltje van taalkundig geharrewar van de — ook door hemzelf in vertrouwelijke correspondentie aan mij zeer nadrukkelijk — gewraakte auteur. Hoewel er opnieuw zinnen zonder onderwerp, respectievelijk gezegde, in voorkwamen, droeg de door mij geuite reactie alleen bij tot het creëren van "arme lezers".
En ja hoor, er werd door de man hoogstpersoonlijk, in een vlaag van Verdonks-apodictisch site-nationalisme verkondigd dat alle reacties vanaf dat moment letterlijk dienden te blijven staan, omdat . . . . . de site in kwestie geen printmedium is maar een elektronisch blad.
Vanzelfsprekend lag aan dat late inzicht iets anders ten grondslag dan een echte overtuiging met betrekking tot verschillen in benadering. De eerdere kruiperige bewondering voor mijn terechtwijzingen was omgeslagen in grote irritatie, en daarom mocht de minderbegaafde niet meer worden gecorrigeerd en moest vanaf dat moment de nieuwe door hem vastgestelde regel worden gehandhaafd. Hij deed dit, wel wetende dat ik dan de hoed zou opzetten en de site de rug zou toekeren. Maar hij had door deze regelgeving zichzelf meteen een Pilatus-rol toebedacht.
Vanzelfsprekend verwachtte hij niet anders dan mijn vertrek, in de wetenschap welke afschuw bij mij de boventoon voert jegens scribenten die niet kunnen formuleren en die in ernstige mate op voet van oorlog verkeren met grammatica en syntaxis, met ortografie en interpunctie. Kortom, over stilistiek wilde ik het in die context al niet eens meer hebben.
De eigenaar/hoofdredacteur meldde mijn vertrek weliswaar zeer te betreuren, maar dat hij toch niet "tot elke prijs" bereid was te pogen mij voor zijn medium te behouden, al betreurde hij het mij niet aan zich te hebben kunnen binden.
Met mijn vertrek verdween ook de verdere invulling van zo'n negentig procent qua hoeveelheid teksten. Voor de oplettende lezer zal het duidelijk zijn dat hier op wat dieper gelegen niveaus iets anders (mee)speelde dan alleen de wens om het taalkundige en aanverwante onvermogen van die éne auteur tot maatstaf te verheffen. Het was slechts de stok om de hond te slaan. Zeker wel, de man had nog een ongeschild appeltje in het strikt persoonlijke vlak liggen. Die voor hemzelf kennelijk nog steeds niet duidelijke drijfveer vormt de belangrijkste aanleiding voor een ingreep die inderdaad getuigt van redactionele degeneratie.
De ouderen onder ons — die zich nog hebben laten leiden door de enige ware maatstaf: kwaliteit — moeten maar eens proberen hun winst uit te tellen; zij zullen dan tot de verbijsterende conclusie komen dat het meeste daarvan, zo niet alles, in de walmende rook en de extreem dichte mist van een journalistieke kredietcrisis is verdwenen.

maandag 28 april 2008

De volstrekt eigen — onleesbare — taal van Xu Bing


Nieuwe Chinese karakters
In het onderdeel Tekens aan de wand van de manifestatie GO CHINA dat tot en met 26 oktober 2008 in het Groninger Museum te zien valt, is een uitzonderlijk stukje uitgeefkunst in een vitrine uitgestald. Het handwerk van boeken maken is door de in 1955 geboren — en thans in New York wonende en werkende — Chinese kunstenaar Xu Bing op een heel bijzondere wijze gerealiseerd. Het project is inmiddels bijna twintig jaar oud: tussen 1987 en 1991 heeft Xu Bing een walnoten houten doos geheel met de hand gesneden. Deze is links op de foto te zien, waarnaast vier boeken liggen die daar samen exact in moeten passen. De vier delen zijn met de hand gedrukt en ook ingenaaid. Geheel in overeenstemming met de eeuwenoude Chinese traditie op dat gebied. Elk van de vier delen heeft het formaat 116,9 x 76, 2 cm.
Afgezien van het fraaie staaltje handwerk heeft het kunstobject nog een andere lading, die qua artistieke invloed nog verder gaat dan de drukkunst. De vier boeken, die tezamen een omvang van 500 pagina's hebben, zijn gevuld met een uitzonderlijke hoeveelheid tekst, die echter onleesbaar is, ook voor sinologen, aangezien Xu Bing in een periode van vier jaar met uitermate intensief werken vierduizend tot dan niet bestaande karakters heeft gerealiseerd, die echter geen inhoudelijke betekenis hebben.
De onzin, die qua taal in die vier boeken staat, heeft echter wel degelijk een intrinsieke waarde en tevens een heel geladen ZIN, aangezien ermee wordt bewezen dat na het verscheiden van de grote roerganger van de lange mars, de lange arm en de lange adem, er toch weer enige beweging in het culturele leven van het grote, veelzijdige en traditierijke land mogelijk werd.
Zou Xu Bing dit project tijdens Mao's leven al tot een goed einde hebben kunnen brengen, het exposeren ervan zou er waarschijnlijk voor hebben gezorgd dat hij door beulshand in tweeën zou zijn gespleten, aangezien hij geen kunst, maar een staatsondermijnend project met een totaal geheime taal had gecreëerd en dus wel moest heulen met de vijand van Mao en diens bloedeigen werelddeel.
Meer wetenswaardigs over dit project — waarvan ook nog een installatieversie uit 1988 bestaat — is te vinden in het bij dit onderdeel van de omvagrijke tentoonstelling behorende grote boek met catalogus te vinden. Daar kunt u ook alle andere vijftig geëxposeerde werken in beschreven en afgebeeld vinden, evenals enkele essays. En wie de voorkeur aan een Engelse versie mocht geven, kan daarvoor bij dezelfde balie in het Groninger Museum terecht.
__________
Cees Hendrikse met Sabine Wang: TEKENS AAN DE WAND — Chinees nieuw realisme en avant-garde in de jaren tachtig en negentig
Essays van Thomas Berghuis, Francesca dal Lago en Eduardo Welsh Catalogus entries door Sabine Wang
152 pag. (29,2 x 23,2 cm), geïllustreerd, paperback; Groninger Museum en NAI Uitgevers Rotterdam, 2008; ISBN 978-90-5662-138-4
Engelse ed: ISBN 978-90-5662-542-9
____________
Afbeeldingen
1. De houten doos en de daarvoor bedoelde vier boeken van Xu Bing, die in een vitrine in het Groninger Museum zijn uitgestald. (© Collectie Ringer, Zürich.)
2. Go CHINA-logo.
3. Voorzijde van de catalogus Tekens aan de wand met alle 51 geëxposeerde stukken.