donderdag 5 juni 2008

Door reclame aan ons opgedrongen taalidiotie

Yankisme
Een firma, die we niet direct met name zullen noemen, maar die we zullen omschrijven als de meerlandenketen met twee eigenaren, de gebroeders A, die met het aanvankelijk zo sterk geridiculiseerde bedrijf — dat een factor van groot belang is geworden binnen de Europese levensmiddelenbranche — een privévermogen hebben weten op te bouwen van vijftig miljard euro, slaagt er doorgaans in om, via het foldermateriaal en de veelal gelijke teksten in de wekelijkse advertenties in tal van dag- en huis aan huis bladen, niet al te dwaze, onzinnige of al te populaire taal over ons uit te storten. Doch deze week was het raak: in de folder stond het begrip koopkracht power. De analfabeet op het verantwoordelijke publiciteitskantoor heeft kennelijk zo weinig kennis van het Engels dat het haar/hem/het niet is opgevallen dat de bedoelde power, die je in een Nederlandse tekst per definitie moet mijden — aangezien het Nederlands dergelijke Yankismen absoluut niet nodig heeft — reeds in het woord koopkracht zit opgesloten. Pleonasmen, ook al is de verzwarende factor uit een andere taal overgenomen, zijn uit den boze en dienen dat te blijven.

Weinig kosten
Een andere, nog internationalere keten van winkels, die je zou kunnen omschrijven als drogistenwarenhuis, adverteert levensgroot — op reclameborden bij de ingang der filialen en ongetwijfeld in de huis aan huis bezorgde reclamekranten, en eventuele annonces in printmedia — met de kreet: "Dat kost niet duur". En dat is een onmogelijkheid. Er mag staan: "Dat is niet duur", of "Dat kost niet veel." Wat de taalonnozelaars ten burele van de reclamemakers hier hebben afgedrukt is wartaal, en het ergste daarvan is dat dit in het hoofd van zovelen blijft hangen, die zo nadrukkelijk zitten te wachten op koopjes en derhalve de inhoud van elke nieuwe folder met een enorme graagte indrinken. Toch kunnen
de vereiste vier woorden met Weinig Kosten — net zo weinig of net zo veel als voor de gedrukte onnozelheid — in juist Nederlands worden weergegeven. Hier is weer eens een halve analfabeet aan het werk geweest en kennelijk heeft niemand van 'de hogere echelons' deze uiting van taalverloedering gesignaleerd en tijdig ingegrepen.
Zo helpt de reclamewereld — welke alleen mensen aan het werk zou mogen hebben, die de basisregels van het Nederlands op hun duimpje kennen — onze taal in een steeds hoger ijltempo vakkundig om zeep.

dinsdag 3 juni 2008

Onvolledige zinnen als taalkundige norm oftewel Hoe minderbegaafdheid meer en meer zegeviert

Raaskallen als maatstaf
Hij schrijft zinnen zonder onderwerp of zonder gezegde, zonder het benodigde lidwoord of zonder het vereiste voorzetsel, hij vergeet een ontkennend woord — niet, geen, nimmer, dan wel nooit — te plaatsen waardoor zijn voorgenomen 'betoog' honderdtachtig graden wordt gedraaid. Desondanks is hij van mening dat hij het Nederlands zeer goed beheerst. Op al dat feilen aangesproken, verwijst hij naar zijn bibliografie, niet wetend dat vrij algemeen bekend is dat alle daarin opgesomde bijdragen vóór plaatsing flink onder handen zijn genomen door een verantwoordelijke redacteur, en zelfs door één die eveneens diverse malen zijn beklag over datzelfde onvermogen van diezelfde auteur aan mijn adres heeft gedaan.
Hij schrijft achter het woord meest toch nog een overtreffende trap, al zou hij, met die prima kennis en beheersing van onze taal, moeten weten dat er op die manier gewrochten ontstaan, welke niet anders dan zijn eigen onvermogen breeduit etaleren.

Prepuberaal
Zijn naam is Sander Bink — nomen est omen — en hij bezigt eveneens in correspondentie een woordenbrij, die geheel overeenkomstig dat opgemelde gebrek aan kennis en inzicht is, en ook nog eens zeer prepuberale trekken vertoont. "Toedels" en "Yep" zijn taalgedrochten die in een cultuurtijdschrift, ook al is dat elektronisch, volstrekt misplaatst zijn. Doch als je bent behept met mentale èn praktische dislexie en 'disscripsie', hoe vervelend dat ook is, hoor je dan toch thuis in de kolommen van welk serieus bedoeld tijdschrift dan ook? Natuurlijk niet, en als de betrokken redacteur — Peter Hoffman, van het weblog in casu: Rond1900.nl — in overeenstemming met de laagst denkbare basiseisen voor welke tekstredactie dan ook zou handelen, zou de Jongeheer Bink een plaats binnen dat weblog, en verder eveneens in elk denkbaar publiciteitsmedium van enig niveau, dienen te worden ontzegd. En niet pas nu, doch al zeker twee jaar.

Hoogmoedsverplettering
Al eerder heb ik de jongeheer in kwestie geadviseerd om eventueel hagepreken te houden, aangezien het geblaat en het gegakker in zulk een fenomeen toch veel minder opvalt dan in gedrukte vorm. Doch de hoogmoedsverplettering van dit zelfingenomen overjarige pubertje weerhoudt hem van de geringste zelfreflectie.
Echter, niet alleen deze, tal van woorden in onsamenhangende vorm neerkalkende, 'auteur' is te dom om voor slechts de allergeringste taalduivel een imitatie cancan te huppelen, ook de verantwoordelijke redacteur heeft daarin grote schuld op zich geladen toen hij plotsklaps in opperste wijsheid heeft besloten dat al die wartaal dient te blijven staan zoals de auteur deze op het net zet.
Tel uit de winsten daarvan en concludeer dan dat de kwadratuur van het niets, evenals de wortel uit min één, reeds een groter gewicht aan positiefs in de schaal legt dan die Binkse schrijnende slordigheid en de overdonderende ongeïnteresseerdheid van dit ventje, dat helaas niet kan schrijven. En, zo moet worden gevreesd, ook al niet kan lezen, aangezien hij zijn baarlijke nonsens nimmer uit zichzelf aanpast, hetgeen in een elektronische publicatie toch maar mooi kan, in tegenstelling tot in een eenmaal in druk verschenen tekst.

Minachting
Doch de verantwoordelijke redacteur van de website waarop dit alles verschijnt, wil na een bijna tweeënhalfjarig bestaan van zijn medium plotseling dat dit gebrek aan kennis en inzicht als maatstaf geldt. Niet alleen beledigt hij daarmee de Nederlandse taal en laat hij overduidelijk zien dat hij zijn thans meest publicerende medewerker absoluut niet serieus neemt, maar profileert hij zichzelf eveneens als taalcharlatan en als volstrekt onbekwame redacteur, die meent dat een website over de cultuur van het fin de siècle als "speeltuin" beschikbaar dient te zijn. In een dergelijke instelling kan echter nog worden geëxperimenteerd, maar de pre-embryonale taalonnozelheid die nu meer en meer op die site verschijnt, heeft het niveau daarvan tot vrijwel nihil gereduceerd. Derhalve verdient ook Peter Hoffman — die zelf wel degelijk over voldoende kennis en inzicht op elk van de hierboven genoemde fronten beschikt — voor die zo breed uitgemeten defecten nog meer afwijzing dan de puberale bink, die het directe onvermogen representeert.
Men zou door dit alles kunnen vermoeden dat deze meneer Hoffman zijn eigen website zo snel mogelijk om zeep wenst te helpen, doch net niet over het vereiste doorzettingsvermogen beschikt om zelf daartoe de benodigde stappen te zetten. Beter ware het tijdig op die ingeslagen weg, geplaveid met
een reeks Freudsche Fehlleistungen, rechtsomkeer te maken.
O tempora, o mores.