donderdag 12 augustus 2010

Albert Verwey: De weg van taal


DE WEG VAN TAAL

Aan P.N. van Eyck

Niets is overtuigend
Van de oergrondige gloeden :
dat ze u blindend, zuigend,
in hun poel omwoedden,
Als de poov're woorden :
Stukgebroken scherven
Taal, die 't vuur behoorden,
En 't opnieuw verwerven
Nu gij ze opnaamt om een brug te smeden
Naar aan de oever mijn ontbonden leden.

Door die taal allenig
Kan ik tot u dalen :
Steil de gang en stenig,
Blinkend toch de stralen
Die mij lokken, glijden
Tussen voet en leuning,
Mij van angst bevrijden,
Stil doen staan in kreuning,
Tot ik neerkom indie helle kerker,
Me eindloos lichter voelend, eindloos sterker,

Want die lichtgedrenkte
Ronde, vormen-loze,
Die voorheen me al wenkte,
Spiegelt — wonderroze,
Aarde en hemel hullend
in haar bladervaagten,
Zich met ether vullend :
Hoogten, ruimten, laagten —
Nu niet langer uw allene holte,
Maar van 't heel heelal de oneindige volte.

Anders niet dan de uitng
Maakt het eindloos ledig
Tot de oneindige ontsluiting.
Ik-die-Ik-verdedig,
Uit u en 't zal blijken
Dat ge uw ogen opent
Op de ik-loze rijken,Iedre heining slopend
Die de god belette een vorm te worden
En zichzelf te zijn in menslijke orden.

Zie, ik zei: ik daalde.
Wist ik niet dat beelden
'T al te scherp bepaalde
Vaak vaagden of heelden?
Even goed was: rijzen.
Want dat kleine blinken
Dat ge omlaag leekt wijzen,
Waar ik heen dacht zinken,
Was niet anders dan het hooste gloren,
Mens geworden en dus nieuw geboren.

Albert Verwey (1865-1937)
Uit: Goden en Grenzen II: Mythen
in Oorspronkelijk Dichtwerk,
Tweede deel (1914-1937)

Meer dichterlijke uitingen van Albert Verwey kunt u vinden op onze moedersite Cultuurtempel. Daar hebben we Moderne mens opgenomen. Op onze zustersite Tempel der Wijsbegeerte staat het gedicht Spinoza.


Geen opmerkingen: